oer en kwel in bouwes polder
TEKST EN FOTO'S: L.J. DALMOLEN
L.J. Dalmolen is beeldend kunstenaar, fotograaf en dichter. Hij woont en werkt nabij Terwispel. Achter zijn huis ligt natuurgebied Van Oordt’s Mersken en gaat de middenloop van het Alddjip over in de laaglandstroom de Boarn. De foto’s werden op 12 en 13 februari 2012 tegenover zijn atelier gemaakt. Dankzij de elfstedentocht-koorts waren de gemalen uitgeschakeld en kon het bruine grondwater vrij wellen en kwellen. Op 12 februari vroor het nog stevig, de volgende dag dooide het en waren de gemalen weer aan het pompen. De gekleurde ijsvloer smolt voor zijn ogen en de camera. Het feest van de warme aardkleurschilderingen was een kort en voorbijgaand moment dat kon optreden dankzij ‘Friese koorts’.
Als je over de A7 van Drachten naar Heerenveen rijdt, passeer je eerst de bosgebieden van Olterterp, Kortehemmen, Boornbergum en Beetsterzwaag. Nog voor de afslag naar Nij Beets en Beetsterzwaag daalt de weg een paar meter om dan, na de afslag, het dal van het Koningsdiep over te steken. Deze helling, gradiënt, markeert de overgang van de hogere oostelijke gronden naar de lagere venen beneden NAP. Onder aan deze helling komen grondwaterstromen van het Drents-Fries plateau als kwel aan de oppervlakte. Het Koningsdiep is een beek, die gevoed wordt door deze grondwaterstromen en door hemelwater.
Februari 2012 is de bodem van de polder door de laatste regens voor de vorst, bedekt met grondijs. Vanaf de dijk zie ik een bevroren moeras. Over dat bevroren moeras kan ik naar de bossen een paar honderd meter verderop lopen. Oostwaarts zie ik de bodem omhoog kruipen naar de hogere en droge gronden van het Drents-Fries plateau. Bij de bosrand ligt een zand-leem-rug boven NAP.
Bouwes Polder is een zomerpolder. ‘s Winters overstroomt ze. Door deze lage ligging, juist op de grens waar de zand en leemruggen van het Drents-Fries plateau onder NAP duiken, komt hier het grondwater aan de oppervlakte, de laagste plaatsjes vindend om donker wellende wakken in het grondijs te maken.
Het grondwater heeft altijd een temperatuur van 6 graden of meer en het smelt van onderen door het grondijs heen. Donkerbruin water vloeit uit over de ijsvloer en bevriest met sneeuw en rijp in dunne laagjes op het grondijs, en schildert met oker, omber, sienna en rood ‘het verhaal van de ijzercyclus’.
Vorst, gemalen uit. Pingo. Meer dan tienduizend jaar geleden was er een toendraklimaat in onze omgeving. De ondergrond bleef ‘s zomers stijf bevroren. Maar ook toen brak er al fossiel, warm grondwater door de bevroren bodem. Aan de oppervlakte bevroor dat dan weer, net als hier gebeurt. Uiteindelijk groeide er zo een “ijslens”, die tientallen meters hoog kon worden en honderden meters in doorsnede, met middenin nog steeds het warmwaterkanaal voor het opborrelde grondwater. Sedimenten en afzettingen kwamen door de zwaartekracht langs de randen te liggen, en vormden een wal rond de ijslens, net als je hier in het klein links op de foto kunt zien. Na de ijstijden ‘stortten’ de pingo’s in en lieten ronde meertjes in het landschap achter. Vennetjes en dobbes zijn de overblijfselen van de door grondwater gemaakte ijslenzen. Het zijn de z.g. pingoruïnes, waarvan er nog heel veel zijn in onze omgeving.
De gemalen pompen weer, het dooit. Een dunne laag water spreidt zich via scheurtjes over het ijs en schildert als met geel gekleurd glas. Langs de scheurtjes verzamelen zich ijzer etende, vlokkende bacteriën. Er wordt wel beweerd dat de aarde op de rug van een schildpad wordt gedragen. Misschien heeft die hier wel zijn sporen achter gelaten.
roest
Het bruin in het grondwater is ijzeroxide: roest. Planten en dieren gebruiken net als wij ijzer voor hun stofwisseling. Dit ijzer wordt door regen uit plantenresten gespoeld en sijpelt langzaam de bodem in en maakt donkerbruin grondwater. Of het spoelt het dunne ijzerhoudende laagje weg om de zandkorrels: het geel uit het zand. Of het stroomt langs ijzerhoudende lagen. Op sommige plaatsen komt fossiel, basisch grondwater van tienduizenden jaren oud aan de oppervlakte, verzadigd van mineralen, die vroeger als kostbare meststof diende. Vandaag de dag zal het zover niet komen met de oer van deze aardse schilderingen. Gemalen zuigen het meeste water weg, nog voordat de mineralen kunnen bezinken, en voordat het, voor een nieuwe cyclus, door vegetatie en bacteriën kan worden opgenomen.
De hooilanden van Terwispel, vooral die van Bouwes Polder, stonden bekend om de beste kwaliteit hooi. Drie snedes hooi per jaar waren niet ongebruikelijk. Dat was mogelijk dankzij slimme bevloeiingen met het mineraalrijke grondwater. Voor deze bevloeiingen had men hogere grondwaterstanden nodig. Kunstmest en steeds zwaardere machines vereisen drogere gronden en daarmee een lagere grondwaterstand, waardoor de vroegere, vruchtbare (blauwgras)weiden marginale gronden zijn geworden.
Omdat Bouwes Polder een echte zomerpolder is (was) ligt ze laag. Met simpele aanpassingen zou het oude bevloeiingssysteem weer werkzaam gemaakt kunnen worden en kunnen de oude, 19e eeuwse blauwgraslanden in volle luister worden hersteld.
Boswachter Schievink heeft tijdens zijn werk bij Staatsbosbeheer een meertje laten aanleggen, waardoor er nu nog sterkere grondwater-kwel in de polder is. Dit kostbare grondwater wordt momenteel echter zo snel mogelijk weggemalen. Pachtafspraken lijken een herstel van de blauwgras weiden onmogelijk te maken.
De gemalen pompen weer, het dooit. Water wordt onder het ijs weggezogen. Bizarre vormen en figuren komen tot ontwikkeling en smelten. Alles smelt nu, schildert uitbundig over stierenbloed, grotschilderingen en vergankelijkheid. Vlokkende bacteriën, gallionella ferruginea. Eens was dit ijzer een bos, later opent een ader van moeder aarde en schrijft in oer en sediment. Linda Grashoff beantwoordt, in het Engels, helder en bondig allerlei vragen over ijzer etende bacteriën.
oer
Elfstedenkoorts stopte de gemalen.
Het kostbare grondwater
donker diep bruin blauw, sienna, omber, oker, stierenbloedrood, napels geel
dat zonder polderen
een meer zou maken
kon,
zolang de elfstedenkoorts duurde en ondanks grondijs,
even uitbundig kwellen en wellen.
De actieve stofwisseling-stromen van moeder aarde breken door.
Oer, ijzer, ijzerhoudend water.
Grondwater smelt het ijs.
Verleidelijke beeldspraak,
de ziel van het Friese land,
die even uitbundig ademt en stroomt.
Eens in decennia,
tijdens barre vorst
als de koele, kalme Friezen
heetbloedig worden,
breekt eindelijk warm water, rijk water,
door het ijs.
Dan herinnert De Friese Ziel vreugdes van de vrijheid en de liefde
Toen waren dorpen, steden en stedes
eilanden in overstroomde weiden.
Slingerende dijken en waterwegen verbonden ons,
en als het goed vroor, dan was er ijs
en vlogen we op ijzeren vleugels naar ons lief
in een dorp,
met een kerk
ver weg
ons warme hart eindelijk vrij
van dijk, dam en kavel.
Ons lief wacht zwoele zoele zomerweiden,
zo zoet het hooi.
Sterrenhemels spiegelen in het maagdelijke ijs,
stille nachten zijn betoverend licht,
-rijp in je sjaal-
het hart roept,
geen ijsstorm kan de
schaatser, zeiler,
houden.