herinneringen aan het beekdal koningsdiep

tekst: frank van den haak, bioloog

35 jaar geleden emigreerde ik vanuit Utrecht naar het, van daaruit bezien, verre Friesland. Ik had al mijn vooroordelen op zak: Friesland is een grote groene platte pannenkoek met altijd wind tegen. Hoe anders bleek het te zijn toen ik mijn ogen opende in het landschap van het beekdal van het Koningsdiep. Ruisende bossen, glooiende velden, uitgestrekte heidevelden en een beetje slingerende beek. Mijn vooroordelen smolten als sneeuw voor de zon en mijn liefde voor dit prachtige landschap bloeide op. In dit verhaal vertel ik over míjn beekdal en de onuitwisbare indrukken die ik hier heb opgedaan. Hiernaar terugkijken is voor mij een bijzonder moment want het is gelijk een afscheid. Ik wissel namelijk het Alddjip in voor de IJssel en Beetsterzwaag voor Zutphen. 

Geschiedenis
Het fijne van het betreden van een nieuw landschap is dat je  niets weet van wat er ooit was, en wat verloren is gegaan. Dat is natuurlijk na 35 jaar in Beetsterzwaag wonen wel anders. Er is van alles verdwenen, maar ik zie ook plekken waar het mooier is geworden: daar waar landbouwgronden afgeschraapt zijn en omgetoverd in “oorspronkelijke” natuur; waar dichtgegroeide heideveldjes weer zijn opgeschoond en houtakkers zijn omgevormd tot bos met een grotere biodiversiteit. Maar … niets blijft altijd hetzelfde. 
Stel je eens voor, in de één na laatste ijstijd, zo’n 130.000 jaar geleden, schoof een pakket ijs van honderden meters hoogte over onze streken en verpulverde al het bodemmateriaal tot keileem. Dat werd een stevig vloertje. In de laatste ijstijd, zo’n 21.000 jaar geleden – er was hier toen geen ijs – blies de wind het zand uit de droog liggende Noordzee over dit keileem waardoor er een flinke berg zand ontstond. Door het ondoordringbare keileem kon het regenwater niet naar beneden zakken en bleef het zand kletsnat. Hierdoor vormde zich hier veen en het van hoog naar lager stromende regenwater vormde beekjes. Op de hogere en drogere delen voelde het eiken-berkenbos zich thuis. En kijk eens aan, daar had je de Friese Wouden met o.a. het Koningsdiep. Door de kennis van deze boekenwijsheid zie ik beter waarom het beekdal is zoals het is. 

Maar de verhalen over vroeger, van oude inwoners, maken minstens zoveel indruk. Ze zijn heerlijk om naar te luisteren en me bij voor te stellen hoe het ooit was. Hun verhalen toveren de mooiste beelden tevoorschijn en stellen mij in staat om in de tijd te reizen. Bijvoorbeeld dat men vanuit Allardsoog Bakkeveen zag liggen en vanuit de Slotplaats Groningen. Niks geen Wouden, maar open vlakte en woeste grond. En snoeken vangen in het Alddjip, door het gericht werpen van een hooivork of met een lus in een ijzerdraadje. Dat kón nog 60 jaar geleden; zo helder was de beek. En hij stroomde in die tijd ook altijd de goede kant op. Dankzij stuwen en het verbindingskanaal met de Drait stroomt het water van het Koningsdiep bij Beetsterzwaag, als het zo uitkomt, ‘tegen de stroom op’. Er werd ook in gezwommen. Dat kan nu natuurlijk ook, maar het water ziet er niet echt aantrekkelijk uit. 
De hooilanden en woeste gronden langs de rivier liepen ’s winters nog onder water. Daardoor waren het ook hooilanden, want het was te nat voor vee. Alleen ’s zomers was het goed begaanbaar en kon men het gras oogsten. Een ander tastbaar fenomeen uit voorbije jaren zijn de ligging op een verhoging van de kerken van Lippenhuizen en Hemrik. Het lijkt wel een terp, maar is dat helemaal niet. Het is het oude niveau van het maaiveld, de bodemhoogte voor dat het veen werd afgegraven. De kerken liggen niet verhoogd maar alles er omheen werd verlaagd. Stel je maar eens voor hoe het eruitzag in de tijd voor deze afgraving.

Samen genieten
Twee zien meer dan één en deze synergie geldt ook voor genieten. Weer of geen weer, op de heide of in de bossen, met liefde deelde ik natuurbelevenissen op excursies. Het begon met het acht jaar begeleiden van de Jeugdnatuurwacht Gorredijk van de Geaflecht en later in IVN- en KNNV-verband. Mijn topervaringen liggen aan de randen van de dag; de vroege vogelexcursies en de avondsfeer-excursies. Als de zon de horizon dreigt te raken, in welke richting dan ook, is het beekdal op z’n mooist. ’s Ochtends zijn het de vogels die in luide koren de zon verwelkomen. ’s Avonds strekt zich een oorverdovende stilte uit en sluipen de witte wieven (uit de grond optrekkende dampen) over de graslanden. Het bruggetje over het Alddjip tussen Ald Hearrewei en Zandlaan is op het moment van zonsondergang een prachtige tribune voor dit schouwspel. Menig excursiegroep heeft hier spontaan gezwegen en genoten van het ter kimme neigen van de zon. Om de schoonheid van het beekdal te kunnen delen met nog meer liefhebbers heb ik in 2010 een groep excursieleiders gevormd. Met elkaar leidden we de afgelopen jaren prachtige excursies door het beekdal.

Ald Hearrewei
U kunt mij ook in mijn eentje tegenkomen. De Ald Hearrewei is voor mij een lievelingsplek. Ik had daar de mooiste ontmoetingen, bijvoorbeeld met een ringslang op het schelpenpad met een kikker in z’n bek. Alleen de achterpoten staken nog breed uit de slangenkop. Door mijn naderen wilde de slang zich uit de voeten maken. Dat kan natuurlijk niet, slangen hebben geen voeten, maar het lukte de slang in dit geval ook niet in overdrachtelijke zin. Door de gespreide poten van de kikker bleef de slang haken in de naast het schelpenpad groeiende vegetatie. Plots draaide de slang zich om en verdween met kikker en al achterwaarts tussen de planten. Ook intens was de confrontatie met een uil. Ik fietste met mijn zoontje in het voorstoeltje in de schemer van Lippenhuizen naar Beetsterzwaag. Al twee keer zag ik dat een uil opzij van ons meevloog. Onverwachts kwam deze even later bij verrassing uit een boompje langs het fietspad zetten, vloog rakelings over het hoofd van mijn zoontje en gaf mij en passant een vleugelslag in het gezicht. Het was daarna wel even nahijgen, zowel van schrik als van vervoering. 
Ook bij nacht liggen er avonturen op de loer. Het kraken van de schelpen van het fietspad overstemt in eerste instantie de geluiden van de nacht. Ik stop daarom vaak even. Je weet het nooit, wellicht roept er een porseleinhoen of zijn de heidekikkers aan het zingen. ’s Zomers laat ik me bedwelmen door de bloemenpracht in de smalle bermen bezijden het schelpenpad. Het roze van de gevlekte orchissen in combinatie met het geel van ratelaar, wederik en veldlathyrus, waar zo hier en daar een paarse wikke zich doorheen slingert of het lila van een enkele ogentroost knipoogt. ‘s Winters speur ik naar wintergasten zoals de draaihals, klapekster, blauwe kiekendief en in het Koningsdiep de smienten of nonnetjes.

Golfcourse
Ik speel geen golf. Toch heb ik mij de afgelopen 15 jaar op die beroemde golfbaan van Lauswolt begeven, die een aantal holes aan de rand van het Alddjip heeft. In aanleg vond ik golf en alles er omheen maar zonde. Daarvoor hoef je toch niet een mooi stuk natuur van blauwgraslanden te gebruiken, dat kan toch ook wel op een industrieterrein. Totdat de Golf & Countryclub Lauswolt aan de Vereniging voor Veldbiologie KNNV Fryslân hulp vroeg bij het tellen van de vogels rond de golfbaan. Toevallig woon ik vrijwel naast de golfbaan en kwam ik als buurman direct in beeld voor deze klus. Vele jaren telde ik jaarlijks de broedvogels en nam golfclubleden mee op sleeptouw om hen in alle vroegte (vanaf 1 uur voor zonsopgang) te leren de vogels aan hun zang te herkennen. Mijn waardering voor de golfbaan schoot als een pijl omhoog. Juist de afwisseling van open en gesloten, van hole en bos is aantrekkelijk voor veel vogels. Daarnaast houdt een deel van de holes de oude zichtlijnen van landgoed Lauswolt open, waardoor de structuur van het park van deze historische buitenplaats versterkt wordt. Oude meanders in het deel van de golfbaan langs de beek zijn geaccentueerd en daardoor intenser te beleven. Met de wetenschap erbij dat het golfterrein zonder gebruik te maken van gif wordt onderhouden, maakt voor mij de golfbaan een verrijking van biodiversiteit en cultuurhistorie. Het enige wat mij stoort zijn die grote witte borden bij elke hole, een geheel niet in het landschap passend element, het is mij een doorn in het oog. Lezers die wel eens door het bos rond de golfbaan lopen zullen dit misschien herkennen.

Ganzentellen
Als de eerste V-formaties van ganzen van zich laten horen en zichtbaar worden in de oneindige lucht, maakt mijn hart een huppeltje. Dit komt doordat ik dan getuige ben van een oerkracht van de natuur: de niet te stuiten vogeltrek die vast al duizenden jaren zo niet langer de vogels uit het hoge noorden naar ons landje drijft. Het is tevens de aankondiging van de winter. Welkom ganzen, jullie geven de lege en kale winterse landerijen weer wat fleur! (Overigens ben ik minstens zo blij als ze na de winter weer noordwaarts vliegen wanneer de lente weer in de lucht hangt.) Er zijn mensen waarbij deze ganzen oerdriften oproepen waarbij zij geweren gebruiken. Dat maakt Van Oordt’s Mersken extra belangrijk omdat daar de ganzen echt welkom zijn. Dit Natura 2000 natuurgebied ligt ten zuiden van het Alddjip en ten westen van de Gerdyksterwei. Zeg maar daar, waar de beek uitwaaiert in het Veenweidegebied, nadat hij eerst ingeklemd tussen twee zandruggen stroomde.

Van Oordt’s Mersken was in 1969 de eerste vrijplaats voor ganzen in Nederland. Het gebied is bij hoge uitzondering toegankelijk, o.a. tijdens de excursies van de beekdalrondleiders en bij vogeltellingen. Voor SOVON (Vereniging voor Vogelonderzoek Nederland) telde ik enkele malen de ganzen. Zo’n telling start voor zonsopgang in het donker. Daarbij openbaarde zich ooit voor mij een keer een sprookjesachtig tafereel. Ik naderde bij volle maan een ganzenslaapplaats en zag in de duisternis enkel en alleen witte stippen voor mijn ogen bewegen. Dat bleken de spiegels van de ganzen te zijn, die oplichtten door het felle maanlicht in een heldere vriesnacht. De donkerte hield de rest van de ganzenlijven verborgen. Om mijn tellingen te doen moest ik vervolgens wachten tot de zon boven de horizon kwam. Toen het licht werd gingen de ganzen in groepjes op de vleugels en vertrokken naar die plekken in de omgeving waar het gras het lekkerst was. Het aantal aanwezige ganzen was te bepalen door het aantal ganzen in elk wegvliegend groepje te tellen (lees: te schatten). Vele duizenden kolganzen, brandganzen, grauwe ganzen en Canadese ganzen vlogen me daar om de oren.

Slotverrassing
Nu loop, fiets of schaats ik al ruim 30 jaar door het beekdal, maar daar vond ik pas toch nog iets nieuws. Verscholen in het gebladerte, langs een onduidelijk zijpaadje van de weg naar Heidehuizen, ontdekte ik recentelijk een bord met daarop landgoed Myosotis. Myosotis is de wetenschappelijke naam voor vergeet-mij-nietje. Ik kon het niet eens vergeten want ik kende het niet! Het landgoedje bestaat uit een stukje bos aan de noordkant van de beek, voordat het onder het bruggetje aan het eind van de Poostwei doorstroomt. Ik was vooral onder de indruk van de grote plakkaten bloeiend dalkruid, een klein plantje dat alleen groeit in oud bos, waarvan de bodem voor lange tijd met rust is gelaten. Hier bleek maar weer dat ik na 35 jaar nog lang niet uitgekeken was. Ik wens alle liefhebbers vele nieuwe ontdekkingen en belevenissen, en wie zo’n liefhebber is, is een gelukkig mens!