betoverd door de das
TEKST: THIJS WILLEMS / PORTRETTEN: MARIJE GEERTSMA
Sinds 2014 inventariseert de 17-jarige havist Thijs Willems voor Staatsbosbeheer dassen in het Beekdal van het Koningsdiep. Hij heeft toestemming om buiten de reguliere paden te komen. Het jaar rond kamt Thijs geschikte natuurterreinen uit op dassenburchten. Hij zet cameravallen en in de lente telt hij ’s avonds het aantal dieren bij de hoofdburchten.
Omstreeks 1900 leefden er in het beekdal volop dassen. Het landschap was toen ook ideaal voor deze dieren. De meeste burchten lage in de boscomplexen rond Beetsterzwaag en Bakkeveen en op de toen nog immense heidevlaktes op de beekdalflank. Via een dicht netwerk van elzensingels en houtwallen liepen de dassen naar het kleinschalige agrarische landschap langs de beek. Daar haalden ze eten. Maar in de loop der tijd stierf – in het kielzog van de wolven, wilde zwijnen en edelherten – ook de das in onze contreien uit. Door meedogenloze vervolging en grootschalige ruilverkaveling kon de das hier niet langer stand houden. Bij Beetsterzwaag werd rond 1955 voor het laatst een levende das waargenomen en in 1958 werd bij Bakkeveen de laatste das gevangen en gedood. In 1960 zijn er in Friesland weer dassen uitgezet, waarna langzaamaan het oude leefgebied weer bewoond raakte.
De das nu
Nog steeds vormt het beekdal van het Koningsdiep een geschikt landschap voor dassen. In de bossen en heidevelden op de flank maken ze hun burchten. In de graslanden in het dal en op het boerenland op de droge zandgronden halen ze hun voedsel: regenwormen en maïskolven. De oude gronden zijn voor een groot deel weer bewoond en de verspreiding gaat verder. Langzaamaan wordt de das hier weer een normale verschijning. En waar de das zijn burchten graaft, vinden ook talloze andere dieren een voedsel of woonplaats. Dassen gebruiken namelijk altijd maar een klein deel van de burcht, er staan dus altijd kamers leeg. Vossen, konijnen, bunzingen en soms zelfs wasbeerhonden weten er wel raad mee. Door het gegraaf van de dassen ontstaat rond een burcht vaak een groene, grazige vegetatie. Veel lekkerder dan dat dorre pijpenstrootje op de hei. Reeën, hazen, heideschapen en konijnen maken daar dan ook dankbaar gebruik van. Behalve de das zelf profiteren dus ook andere bosbewoners van haar terugkomst.
Bij het inventariseren van dassen is het belangrijk om de hoofd- en bijburchten op te sporen. Hoofdburchten worden het hele jaar bewoond, bijburchten alleen in een bepaald jaargetijde. Als bijvoorbeeld een akker wordt geploegd, gebruikt de das de bijburcht in de naastgelegen akker. Daar is dan voedsel te vinden. Het opsporen van de burchten stelt Staatsbosbeheer in staat om er in het beheer rekening mee te houden. Bij het kappen van een stuk bos blijven de bomen rond de burcht bijvoorbeeld staan. Tijdens mijn tochten kom ik op plekken waar normaal gesproken niemand komt. Dan kom je nogal eens wat bijzonders tegen. Het is niet ongewoon dat ik ergens in juni op een burcht ineens wordt omsingeld door vossenwelpjes. Of dat ik in een hooiland in mei een reegeit zie bevallen. Maar het mooiste blijven toch de waarnemingen van zeldzame soorten. Een overvliegende slangenarend, een klapekster of een kraanvogel. Een paartje raven, een visarend met prooi of broedende watersnippen. Je kan het zo gek niet bedenken of ik heb het wel eens gezien. Het Beekdal van het Koningsdiep is een wonder op zich. Een onontgonnen eiland in het hoogproductieve open Friesland. Het Koningsdiep is de enige beek die niet in zijn geheel is gekanaliseerd en omgevormd tot afvoergoot voor de landbouw, zoals met onze twee andere laaglandbeken, de Tjonger en de Linde, jammer genoeg wel is gebeurd.
Avondtellingen
Omstreeks eind april, begin mei komen de eerste jonge dasjes buiten. Rond die tijd ga ik vaak ’s avonds op pad om te tellen met hoe velen ze zijn. Het is zo iets prachtigs als je bij zonsondergang vanuit een oude boom drie kleine dasjes naar buiten ziet komen. Piepend en blaffend rennen ze achter elkaar aan. Wanneer moeder buiten komt worden ze gewassen en gezoogd. En naast dassen zie ik tijdens deze tellingen ook veel andere dieren. Moedervos die met haar welpjes naar buiten komt, een reebok die een leger graaft om er in te gaan slapen of een boommarter die zich boven m’n hoofd door de takken beweegt. De natuur is onvoorspelbaar en altijd weer verrassend. Dat maakt haar zo mooi.
Een nieuwe vrijwilliger
Sinds de afgelopen nazomer voer ik mijn inventarisaties uit samen met mijn vriend Lars Meetsma. Hij vindt het een geweldige ervaring. ‘’Tot nu toe heb ik van Thijs veel leuke en interessante dingen geleerd over de dassen en hun burchten. Laatst heb ik zelf een nieuwe hoofdburcht ontdekt. Wanneer wij het druk hebben met het tellen van de dassen in de avond, neem ik af en toe ook wel eens vrienden mee. Thijs en ik komen in het veld van alles tegen. Soorten, die ik eerder nog niet in het wild had gezien, zoals de roerdomp en de raaf. Of toen ik en Thijs afgelopen nazomer op een hoofdburcht zaten en er een vos uit één van de pijpen kwam, die ons recht in de ogen aankeek. Een hele bijzondere ervaring. Maar de das blijft het meest speciaal. Ik heb haar nu een aantal keer in het wild mogen zien. Jammer genoeg heb ik nog geen jonge dasjes gezien, maar dat komt vanzelf wel.’’